Als werkgever ben je verplicht om gedurende twee jaar het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen. Wanneer de werknemer na deze periode nog niet is gere-integreerd, kan bij het UWV een WIA-uitkering worden aangevraagd. Dit is echter alleen mogelijk als er aantoonbaar is voldaan aan de re-integratieverplichtingen, waarmee je laat zien dat je als werkgever alles hebt gedaan om de werknemer weer aan het werk te helpen. Dit proces staat bekend als de Wet Verbetering Poortwachter.
Wat doet een arbeidsdeskundige?
In het eerste ziektejaar wordt er vooral gekeken naar mogelijkheden voor terugkeer in het eigen werk. Na ongeveer een jaar ziekte moet er ook breder worden gekeken, naar ander passend werk binnen de organisatie (spoor 1) en in veel gevallen ook buiten de organisatie (spoor 2).
Na ongeveer een jaar ziekte komt de arbeidsdeskundige om de hoek kijken. Dit is een opschudmoment, waarbij wordt gekeken: hoe nu verder? De arbeidsdeskundige geeft daarbij antwoord op de volgende vier vragen:
- Kan de werknemer het eigen werk bij de eigen werkgever nog uitvoeren?
- Zo nee, is het eigen werk met behulp van aanpassingen passend te maken?
- Zo nee, kan de werknemer ander passend werk bij de eigen werkgever uitvoeren?
- Zo nee, kan de werknemer ander passend werk verrichten bij een andere werkgever?
Hoe gaat de arbeidsdeskundige te werk?
De arbeidsdeskundige gaat in gesprek met zowel de werkgever als de werknemer om een helder beeld te krijgen van de functie en de situatie. Hierbij wordt gekeken naar de belasting die de functie met zich meebrengt (wat fysiek en mentaal nodig is voor het werk) en de belastbaarheid van de werknemer, zoals vastgesteld door de bedrijfsarts. Op basis van deze informatie beoordeelt de arbeidsdeskundige de mogelijkheden voor werkhervatting en geeft een onderbouwd antwoord op de vier kernvragen binnen de Wet Verbetering Poortwachter.
Na deze analyse bespreekt de arbeidsdeskundige de bevindingen met de werkgever en de werknemer en geeft een advies over het verdere re-integratietraject. Dit advies wordt vervolgens uitgewerkt in een arbeidsdeskundig rapport, dat als leidraad dient voor de vervolgstappen in het proces.
Re-integratie na langdurig verzuim: het verschil tussen het eerste en tweede spoor
Wanneer een werknemer langdurig arbeidsongeschikt is, moet in de meeste gevallen een tweede spoortraject worden ingezet. Maar wat is nu precies het verschil tussen het eerste en tweede spoor binnen de Wet Verbetering Poortwachter?
Het begeleiden van de werknemer bij terugkeer binnen de eigen organisatie wordt spoor 1 genoemd. Dit kan gaan om terugkeer in de oorspronkelijke functie (spoor 1a) of in een andere passende functie binnen het bedrijf (spoor 1b). Wanneer er twijfels zijn of terugkeer bij de werkgever succesvol zal zijn binnen de gestelde termijnen, wordt spoor 2 ingezet. Hierbij wordt gezocht naar een geschikte functie bij een andere werkgever, vaak met hulp van een re-integratiebureau.
In veel gevallen worden spoor 1 en spoor 2 parallel aan elkaar uitgevoerd, wat bekendstaat als het tweesporenbeleid. Dit betekent dat er tegelijkertijd binnen én buiten de organisatie wordt gezocht naar structureel passend werk. Het uiteindelijke doel van dit proces is om de werknemer zo snel mogelijk duurzaam te laten re-integreren, of dit nu bij de huidige werkgever of een andere organisatie is.
Betrokken, eerlijk en out-of-the-box denkend